Ik verlang naar de zee
de zee in de zomer
nergens anders op aarde
besta je echter.
Alles is daar wat het is.
Kinderen spelen met water en zand
er is alleen dat water en dat zand
een dag op het strand
is eindeloos.
Wandelaars sjalommen om de kinderen heen
de wind waait om hun hoofd
hun blote voeten spetteren door de branding
hun ogen dwalen over de horizon
ze zijn aan het vergeten.
Overal poedelen en tutteren halfnaakte mensen
dik dun kort lang mooi lelijk oud jong
gemoedelijk alles gewoon want het is
goed genoeg, er is ruimte genoeg
ja zo was toch het paradijs.
Het ruisen is een welkome wand
en brengt tegelijk alles tollend dichtbij
de lijn van de horizon zal nooit wijken
de zee is groen en blauw en wit en grijs en is en is
na eb komt er altijd weer vloed en eb en vloed
kalm beweegt de zon, ook vandaag houdt niets hem tegen.
Meeuwen krijsen en ruzieën rondjes door het blauw
als het schemert pikken ze de branding in
genadeloos keuren ze wat aanspoelt.
Van wie is de zee?
Iedereen heeft een lot.
Verlicht door de ondergaande zon
wordt alles een sprookje
alles verstilt
valt op zijn plaats.
Kinderen weten dat.
Plotseling kijken ze op
het lijkt of iemand ze roept
met een schok zien ze de zee de horizon
de onmetelijke ruimte
en dat ze daar binnenin
heel klein bestaan.